(lees eventueel eerst de twee voorgaande teksten; ARCHITECTUUR IS EEN AMBACHT en EERST DE BEWONERS)

Er zijn zo van die dingen die zo elementair zijn dat ze zelfs niet meer zouden moeten vermeld worden: een diep, wederzijds vertrouwen tussen de bouwheer en zijn architect is daar een perfect voorbeeld van. Toch mag het gerust een beetje meer zijn dan dat, misschien zelfs de spreekwoordelijke ‘klik’ tussen beide partijen. De relatie hoeft ook niet per se zakelijk en afstandelijk te blijven. Het gevoel op dezelfde lijn te zitten helpt echt om te komen tot een architectuur met een extra dimensie. Om die reden is een verkennend gesprek tussen de bouwheer en zijn potentiële architect een absolute noodzaak voor beide partijen.

Nog zoiets elementairs is het feit dat het gebouw in kwestie duurzaam, energiezuinig en functioneel moet zijn. Ook daarover zouden er geen woorden meer moeten vuilgemaakt worden, we leven per slot van rekening toch in de eenentwintigste eeuw. Toch stel ik vast dat het eerste verkennende gesprek soms op dat niveau blijft steken. Nog niet zo lang geleden durfden mensen nochtans nog dromen, en nu lijkt het soms wel alsof ze zich generen voor het feit dat ze nog meer zouden willen dan een duurzaam, energiezuinig en functioneel huis. Bij deze lanceer ik dus toch nog even de oproep: beste mensen, durf toch alsjeblieft nog wat dromen ook! Dat toekomstige bouwheren zich tegenwoordig zo geremd voelen is natuurlijk een rechtstreeks gevolg van het gekende feit dat bouwen erg duur is. Ik ben de eerste om soms te zoeken naar goede compromis-oplossingen, maar we moeten er toch over waken dat we de lat niet van bij het begin op de grond leggen.

Architectuur kan nochtans zoveel meer zijn dan het afleveren van een oerdegelijk huis; in essentie gaat het over het creëren van een ervaring. Het eindresultaat moet een zinnelijke totaalervaring zijn die het gevolg is van talloze kleine en grote keuzes. En die keuzes gaan véél en veel verder dan de keuze voor een kookeiland of een dressing of het kiezen van badkamermeubilair; het zijn keuzes die te maken hebben met licht, met ruimte, met de breedte van doorgangen, met hogere of lagere plafonds, met harde of zachtere materialen, met ruwe of gladde oppervlaktes, met licht spiegelende of volledig transparante beglazing, met effen kleurvlakken of genuanceerde kleuren, met grote of kleinere raampartijen, met direct of indirect licht, met zorgvuldig gekozen zichten, zichtlijnen en assen, enfin, echt veel te veel om op te noemen…

Al deze elementen zijn de ingrediënten, de instrumenten waarmee ik werk. Zij zijn als de verf voor een kunstschilder, of de woorden voor een dichter. Hoogte en breedte, lengte en diepte, licht en donker, hard en zacht,… dat zijn de woorden waarmee ik werk. Daarmee maak ik composities, inderdaad een beetje op de manier waarop een dichter woorden ineen weeft tot een gedicht; maar er is een wezenlijk verschil; woorden verwijzen naar een andere realiteit. De “woorden” die ik gebruik zijn natuurlijk geen woorden; het zijn stuk voor stuk directe ervaringen, en ervaringen verwijzen alleen maar naar zichzelf. Naar het hier-en-nu. Een goed huis is een “live-ervaring” in het hier-en-nu, op ieder moment van je dag of nacht, ongeacht of het nu zomer of winter is, ongeacht of je blij of verdrietig bent, of je alleen bent of nog eens allemaal samen…