ARCHITECTUUR IS EEN AMBACHT

Architectuur is een ambacht. De architect is een ambachtsman. En een ambachtsman die zijn vak verstaat dat is niet min, maar het maakt hem niet tot een popster. Er is geen aanleiding om hem op een voetstuk te plaatsen en het is niet nodig schijnwerpers op hem te richten. Nochtans wordt elke ambachtsman die zijn vak met liefde beoefent ook wel een beetje een kunstenaar, want hij legt er iets in van zichzelf. En op zijn eigen typische, soms onnavolgbare manier betracht ook hij een hoger doel.

Je zou ook kunnen zeggen ‘Hij dient een hoger doel’. Want in het beoefenen van een ambacht schuilt heel wat dienstbaarheid. De ambachtsman stelt al zijn ervaring, al zijn inzicht en al zijn poëzie ten dienste van zijn hoger doel, dat bij elke nieuwe opdracht wordt belichaamd door telkens een andere medemens. Want het beoefenen van een stiel brengt klanten met zich mee. Het is iets tussen mensen. Het is iets sociaal. Geen ivoren toren voor de ambachtsman. De markt is het waar hij moet zijn, een mens tussen de andere mensen. Wij zijn een beetje zoals de bijen en de mieren, een sociale soort, waarbij het geheel méér is dan de som van de delen.

Van op een zekere afstand bekeken zijn we allemaal gelijk, en in de manier waarop we elkaar allemaal – ieder vanuit zijn eigen beroep – zo goed mogelijk trachten te (be-)dienen gelijken we nog meer op elkaar. Want in dat onderling handelen zit een enorme wederkerigheid. Onze beroepen verschillen dan misschien wel een beetje, maar als het op dienen en bediend worden aankomt delen we allemaal dezelfde rechten en plichten en zijn we allemaal elkaars gelijken. Een sterrencultus is nergens voor nodig.

Het ideaalbeeld dat me blijft inspireren is dat van de middeleeuwse bouwmeester. De man wiens functie het midden hield tussen de moderne beroepen van architect en aannemer. Hij had zijn titel van bouwmeester natuurlijk niet zomaar cadeau gekregen, dus genoot hij wel respect, maar voor de rest was hij gewoon één van de vele mannen van de ploeg. De naam van de bouwmeester van pakweg het Belfort of de Sint-Baafskathedraal is verloren gegaan in de tijd. De historici hebben hoogstens nog een moeilijk leesbare krabbel gevonden ergens onderaan een bestelling van een lading eiken stammen. Ook in een tijd zonder internet en zonder ‘personal branding’ geraakte de man altijd aan voldoende werk. Gewoon omdat men van hem wist dat hij degelijk was, dat hij zijn vak verstond, en dat de mannen van zijn ploeg loyaal aan hem waren. Want in de eerste plaats was hij een mens onder de mensen.

Het beroep van architect is een dienend beroep, en juist dat maakt het tot iets heel mooi. Een architect moet zichzelf kunnen wegcijferen, in het belang van zijn bouwheer en in het belang van de samenleving. Als hij er daarenboven ook nog eens in slaagt om voor zichzelf de bakens te verzetten, dan is hij een zeer gelukkig man.