Een weids landschap. Een savanne of zo…
Een brandende zon, en niets te zien zo ver je kunt kijken.
Of toch, daar heel in de verte zie je een boom.
Je besluit erheen te wandelen.
Onderweg daarheen bots je op een paadje. Het is eigenlijk zelfs geen paadje, maar uit de platgetrapte grashalmen leid je af dat je niet de eerste bent die daar loopt. Voor jou hebben anderen, mensen of dieren, dezelfde weg gekozen. Je volgt het pad, dat enkele honderden meters verder uitkomt op een breder pad van rode, stoffige aarde.
Bij de boom aangekomen zie je dat er nog veel meer gelijkaardige paden zijn. Als de stralen van een zon strekken ze zich uit naar alle richtingen, met de boom als middelpunt.
Die boom geeft betekenis aan deze plek.
Zonder deze boom is het eigenlijk zelfs nauwelijks een plek.
En nu gonst het hier van leven. Vogels huizen in zijn takken, vliegen en wespen doen zich te goed aan de gevallen vruchten op de grond. Her en der zie je restanten van kampvuurtjes, mensen hebben hier hun tenten opgeslagen.
Wat de natuur op deze plek als vanzelf gerealiseerd heeft is zowat het hoogste dat je met architectuur kan bereiken. Je creëert een plek van betekenis. Een plek waar mensen samen komen. Om er samen te eten, om er te rusten. Om er weer op krachten te komen.
Natuur is een onpeilbaar diepe bron van inspiratie voor een leven van betekenis.
De natuur is op zoveel manieren onze eigen natuur.
Het is de natuur van onze architectuur.